‘Hoop is een dimensie van de geest. Zij bevindt zich niet buiten ons, maar in ons. Als je haar verliest, moet je haar opnieuw in jezelf en in de mensen om je heen zoeken – niet in dingen of in eventuele gebeurtenissen.’ (V. Havel, brief aan Olga, 19/11/1979 – met dank aan Peter Venmans).
Anderzijds: als je enkel maar kan hopen (en die steeds uit jezelf haalt) zonder dat de omgeving zich wijzigt in de richting van wat je wenst (want hoop gaat over wensen), dan wordt het een zelf-drug.
Er is naïeve hoop. Hoop tegen beter weten in.
Er is plausibele hoop, daar doelt Havel op: je voelt aan dat iets zou kunnen, en dat geeft je energie. Maar helaas: wat kan, zal zich daarom nog niet voltrekken. Misschien is een levenskunstenaar degene die de hoop laat varen zonder cynisch of sarcastisch te worden.
Hopen op mirakels is overigens een vorm van domheid, misschien zelfs lafheid.